Schaken achter het ijzeren gordijn

The KGB plays chess

Wie niet al te jong meer is heeft het ijzeren gordijn nog gekend. En achter dat ijzeren gordijn zaten enge mensen. Mensen die hun eigen volk naar werkkampen in Siberië stuurden als ze dingen deden die de machtige overheid te gortig waren. Achter dat ijzeren gordijn zaten ook mensen die daar graag weg wilden. Dat wilden ze omdat ze niemand konden vertrouwen. Iedereen kon zomaar informant zijn van de gevreesde geheime dienst. De KGB. Een viertal betrokkenen heeft hierover een boek geschreven. Twee KGB agenten en twee beroemde schakers die dat grote nare land wensten te verlaten: Boris Gulko en Viktor Kortchnoi.

De KGB-ers geven een inkijkje over hoe men indertijd te werk ging, bijvoorbeeld als men met sporters naar het buitenland ging. Dit beperkt zich niet alleen tot het schaken. Vladimir Popov en Yuri Felshtinsky geven namen van schakers die gerekruteerd zijn door de KGB om als informant op te treden, met andere woorden: om hun collega’s te verraden als ze in het westen ongewenste dingen doen, zoals praten met westerlingen. En in dat leger informanten zaten verrassende en minder verrassende namen. Dat Tigran Petrosian ertoe behoorde zal vrijwel niemand verbazen, maar dat de brave Polugaevsky ook een KGB-er was, en Rafael Vaganian, en Kasparovs vermaarde trainer Nikitin, dat zijn toch namen die minder snel te binnen schoten. Hoewel het bij Nikitin toch wel weer logisch was. Als trainer kon hij mee om zijn protegé in het buitenland te behoeden voor ongewenst gedrag. 

Het meest indrukwekkend aan dit boek is het relaas van Boris Gulko. Van Joodse komaf had hij het al niet makkelijk in de Sovjet-Unie, maar toen hij in 1976 de beruchte brief, waarin Sovjet-grootmeesters hun afkeuring uitspraken over de vlucht van Viktor Kortchnoi naar het westen, weigerde te ondertekenen kreeg hij het definitief aan de stok met de KGB.  Zo benaderde de KGB Gulko’s tegenstanders om juist tegen hem extra zijn best te doen. Sommigen boden daarom al vooraf remise aan, maar als Gulko dat dan weigerde speelden ze uitzonderlijk sterk, kennelijk bang om het verkeerd te doen. Gulko en zijn echtgenote Anna Akhsharumova voelden zich niet meer op hun gemak in de Sovjet Unie en in het voorjaar van 1979 besloten ze een aanvraag te doen om naar Israël te mogen emigreren. Die werd geweigerd! En daarmee behoorden de Gulko’s tot de zogenaamde “refuseniks”, de groep mensen wier emigratieverzoek niet werd gehonoreerd door de overheid. Het waarom van die weigering is ze nooit verteld, maar zelf vermoedt Gulko dat men hem niet liet gaan omdat hij dan Viktor Kortchnoi als secondant zou kunnen bijstaan in diens strijd om de wereldtitel. De titel die toebehoorde aan Anatoli Karpov, over wie geen enkel lovend woord te lezen valt in het boek. “Raul”, zoals de KGB-naam van Karpov luidde werd gezien als de personificatie van alles wat verkeerd is aan de Sovjet Unie in het algemeen en de KGB in het bijzonder.

Zijn leven als refusenik was nog beroerder dan de jaren als Russische jood. Zijn telefoon werd afgetapt, zijn huis vrijwel continu in de gaten gehouden en na iedere, in de ogen van de KGB, verkeerde beweging kon hij weer opgepakt worden om weer een paar uur op een politiebureau door te brengen. Uiteraard was toernooien spelen in het buitenland er al helemaal niet meer bij en ook de toelage die topsporters indertijd van de overheid kregen werd hem voortaan onthouden. Ook pure treiterij behoorde tot het wapenarsenaal van de KGB. Een voorbeeld hiervan was wat ze overkwam nadat ze een paar weken in Tallinn waren geweest, waar Anna aan het 43e dameskampioenschap van de Sovjet-Unie deelnam. Boris ging mee als secondant. Anna was goed in de race voor de titel, maar op een schandalige manier werd ze daar vanachter de groene tafel nog benadeeld. Eenmaal thuisgekomen stonden alle ramen van hun appartement open. En bedenk dan dat dit gebeurde in de Moskouse winter. Alles ijskoud, het huis overhoop door de harde wind en ook nog een vogel die het appartement in was gevlogen.

Omdat ze alle tegenwerking en treiterij zat waren zijn Boris en Anna enkele keren in hongerstaking gegaan. En ook in het westen werden acties op touw gezet om te proberen Gulko vrij te krijgen. Zo droeg John van der Wiel tijdens de Olympiade van 1982 in de wedstrijd tegen de Sovjet-Unie een t-shirt met de opdruk GULKO. Het mocht echter allemaal niet baten. De vrijheid kregen ze pas in 1986 nadat Gorbatsjov aan de macht kwam en een begin maakte met een versoepeling van het strenge regime.

Een aangrijpend verhaal van Gulko en het past helemaal in het beeld dat wij in het westen hadden van die grote boze Sovjet-Unie. Jammer is alleen dat hij op sommige punten zijn feiten niet op een rijtje heeft en dat zou zijn geloofwaardigheid kunnen aantasten.  Zo is in ieder geval discutabel dat hij Viktor Kortchnoi min of meer verwijt dat die hem “vergat” vrij te krijgen toen deze in 1983 alsnog een kandidatenmatch tegen Gary Kasparov wilde spelen nadat hij die eerst al zonder te spelen had gewonnen. Kortchnoi heeft het in zijn “afterword” ook over die match, maar dat hij hierover kon onderhandelen lees ik niet. Wel schrijft hij dat de Sovjets aan wat voorwaarden moesten voldoen (onder meer het opheffen van de boycot tegen hem) maar dat een en ander geregeld was door iemand die in het Kasparovkamp zat. Ik heb er zelf nog een e-mail aan gewaagd naar Kortchnoi zelf. Zijn antwoord is heel stellig: Never in my life tried I to say a word to exchange something for something – neither to Gulko freedom,nor to take away the boycott. You might check it by other sources.”

En als dit als feit gepresenteerde punt al discutabel is, een andere stelligheid is feitelijk onjuist, zoals vrij eenvoudig is na te gaan. Het zal ingegeven zijn door zijn haat jegens Karpov dat zijn blik hier wat vertroebeld is: Het gaat over de afgebroken match Karpov – Kasparov. Campomanes greep in omdat Karpov op instorten stond en om die bewering kracht bij te zetten schrijft Gulko: “Karpov tried to prove that he had still been capable of playing at the moment when the match was stopped. A week after the memorable press conference, Karpov traveled to Sweden to play for the Soviet team in the European Team Chess Championship. Not winning a single game in the competition, Karpov proved nothing to anyone.”

Hier klopt iets niet. Een EK voor clubteams in Zweden kort na die match? En Karpov die geen partij wint? Dat zou ik moeten weten, want in die tijd volgde ik alles! En inderdaad speelde Karpov ooit een dramatisch EK voor teams in Zweden, maar daarin had hij zeker geen last van vermoeidheid wegens die match met Kasparov. Dat was namelijk in 1980 in Skara. Hij speelde daar vijf partijen. Vier remises en een nederlaag in de eerste ronde die de hele wereld rondging in die tijd:

Karpov – Miles

1.e4 a6 2.d4 b5 3.Pf3 Lb7 4.Ld3 Pf6 5.De2 e6 6.a4 c5 7.dxc5 Lxc5 8.Pbd2 b4 9.e5 Pd5 10.Pe4 Le7 11.0–0 Pc6 12.Ld2 Dc7 13.c4 bxc3 14.Pxc3 Pxc3 15.Lxc3 Pb4 16.Lxb4 Lxb4 17.Tac1 Db6 18.Le4 0–0 19.Pg5 Ik was nog maar een jochie toen, maar ik weet nog dat vrijwel iedere commentator zich boog over de vraag of hier 19.Lxh7+ niet een hele goeie was. Toen met de Chess Challenger was dat wat lastiger vast te stellen dan nu met Fritz! 19…h6 20.Lh7+ Kh8 21.Lb1 Le7 22.Pe4 Tac8 23.Dd3 Txc1 24.Txc1 Dxb2 25.Te1 Dxe5 26.Dxd7 Lb4 27.Te3 Dd5 28.Dxd5 Lxd5 29.Pc3 Tc8 30.Pe2 g5 31.h4 Kg7 32.hxg5 hxg5 33.Ld3 a5 34.Tg3 Kf6 35.Tg4 Ld6 36.Kf1 Le5 37.Ke1 Th8 38.f4 gxf4 39.Pxf4 Lc6 40.Pe2 Th1+ 41.Kd2 Th2 42.g3 Lf3 43.Tg8 Tg2 44.Ke1 Lxe2 45.Lxe2 Txg3 46.Ta8 Lc7 0–1

Excuus, ik kon het even niet laten dit partijtje op te snorren. Maar wat ik er maar mee zeggen wil: Ongetwijfeld heeft Gulko een rotleven gehad als refusenik, en ongetwijfeld is bijna alles wat hij schrijft ook waar, maar door dit soort feitelijke onjuistheden roep je wel twijfel op, en dat is jammer.

De bijdrage van Viktor Kortchnoi is een stuk kleiner dan die van de overige schrijvers. Kortchnoi heeft van zichzelf als schrijver geen hoge pet op. De bijdrage van zes pagina’s zal hem al veel hoofdbrekens gekost hebben. Opmerkelijk was dat toen hij zich voor het eerst had gevestigd in zijn huidige woning in Wohlen, Zwitserland, en hij net zijn telefoon had laten installeren en nog niet geregistreerd stond in het telefoonboek, dat het eerste telefoontje dat hij kreeg van de Sovjetambassade was. Er werd hem even meegedeeld dat hij niet langer Sovjetburger was. Dat vond hij op zich niet zo erg, maar de gedachte dat hij ook in het westen nog in de gaten gehouden werd was geen prettige.

De naam Igor Kortchnoi komt een keer of tien voor in het boek, maar in het deel dat door zijn vader is geschreven niet. Ik vind dat opvallend. Die heeft toch veel te lijden gehad onder de vlucht van zijn vader. Hij was een sterke troefkaart in handen de KGB, waarmee ze Viktor extra kopzorg konden bezorgen tijdens zijn belangrijke schaakwedstrijden in die tijd. Ook in “chess is my life” schrijft Viktor opvallend weinig over zijn zoon, hoewel dat in dat boek gecompenseerd wordt doordat Igor zelf een heel hoofdstuk heeft geschreven. In voornoemd e-mailtje stipte ik ook dat even aan. In het antwoord geen woord daarover!

The KGB plays chess geeft een aardige inkijk in de werkwijze van de geheime dienst in die tijd. De gedeelten die door de grootmeesters zijn geschreven lezen wat prettiger weg dan die van de ex KGB-ers. Hoewel een van die KGB-ers een hardnekkig gerucht bevestigt: Als Viktor Kortchnoi in 1978 op het punt zou hebben gestaan de WK-match van Karpov te winnen, zou hij de laatste partij letterlijk niet overleefd hebben.

Intriges, pesterijen, spannende verhalen. Voor de liefhebber van schaakhistorie is dit boek onmisbaar!

Richard Vedder

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *