Jan Timman

(Foto met dank aan de De Bezige Bij door Keke Keukelaar: IGM Jan Timman)

Ik ben fan van Jan Timman. Altijd al geweest ook. Het zal met mijn leeftijd te maken hebben. Opgegroeid in de tijd dat Euwe en Donner al lang over hun hoogtepunt heen waren en precies in de tijd dat Jan Timman de wereldtop bestormde. Ik heb genoten van al zijn successen en zelfs toen ik onlangs vernam dat hij topscorer was geworden in de eerste klasse B van de KNSB-competitie dacht ik: “mooi!”

De jaren zijn inmiddels gaan tellen. Een gooi naar de absolute top zit er niet meer in, maar aan alles kun je merken dat ik niet de enige ben die nog altijd met interesse zijn verrichtingen volgt. Neem nu het Tatatoernooi van afgelopen Januari. Timman presteert niet bijzonder, eindigt ergens in de middenmoot met een score onder de 50%, maar als hij in een fraaie partij Sipke Ernst verslaat komt die in alle kranten. En de blunders waarmee hij dan zijn volgende drie partijen verprutst hebben meer nieuwswaarde dan bijvoorbeeld de solide prestatie van Erwin l’Ami, die in dezelfde groep lang meedoet om de bovenste plaatsen.

Het is logisch dat over een schaker met een dergelijke staat van dienst een biografie verschijnt. John Kuipers nam die taak op zich en na een paar jaar werk verscheen

Jan Timman

De geest van het spel

Eerlijk gezegd duurde het even voor ik dit boek op waarde kon schatten. Dat had misschien wel te maken met het moment van publicatie. Natuurlijk, het was passend om Timmans zestigste verjaardag luister bij te zetten met het uitgeven van zijn biografie, maar het was wel even slikken. De schaakwereld had net het monumentale werk van Paul van der Sterren verhapstukt en nu kwam er een biografie over een schaker met een veel grotere staat van dienst, maar het boek was een stuk kleiner. Die vergelijking is natuurlijk niet helemaal eerlijk. Op schaaktechnisch gebied had Timman zelf al het nodige gras voor de voeten van zijn biograaf weg gemaaid. Kuipers moest zich beperken tot het levensverhaal. Dat scheelt een heleboel natuurlijk. Wat bij een eerste lezing ook tegenviel was een aantal fouten. Zo krijgt Timmans moeder ineens een andere naam, zitten er complete alinea’s dubbel in en zien we een veelbelovend bijschrift “Ton Timman tegen Jan Timman, een reünie tijdens het NK rapid in Waalwijk 2006.” bij een foto die al eerder in het boek te zien was. Niet met Ton Timman, maar met Ilse Dorff, Ulf Andersson en Lajos Portisch. En, laten we de emmer maar gelijk helemaal leeg kieperen, toen ook Jan Timman zelf nog aangaf dat hij het jammer vond dat hij het boek niet voor de publicatie heeft kunnen lezen kreeg ik bijna medelijden met de schrijver. Jaren gewerkt aan een boek en dan is het de hoofdpersoon zelf die zich er kritisch over uit laat.

Het boek begint uiteraard met het levensverhaal van de jonge Jan Timman, hoe zijn interesse gewekt wordt voor het schaken en hoe al snel blijkt dat hij een bijzondere aanleg voor het spel heeft. Al snel overvleugelt hij zijn eerste leermeester, broer Ton, en aardig is om te lezen hoe Ton hiermee omgegaan is. Aardig, omdat ik mezelf ook ooit in een dergelijke situatie bevond, zij het op een iets andere golflengte natuurlijk. Meerderen uit Timmans naaste omgeving komen aan het woord om hun visie op Timman privé te geven. Opvallend afwezig daarbij zijn Timmans kinderen. Was het niet mogelijk hen te spreken? Omroep Max lukte het wel!

De schaakcarrière werd serieus aangepakt. Vader Timman had er maar liefst duizend gulden voor over om zijn zoon regelmatig onder handen te laten nemen door Hans Bouwmeester. Bouwmeester en Timman laten hun licht schijnen over deze periode.

Er volgt een leuk hoofdstuk over “De club van drie” dat de periode beslaat waarin Jan Timman met Hans Böhm de schaakwereld verovert door met een oude auto overal heen te toeren. “De club van drie” heet dat hoofdstuk toch? Inderdaad. Samen met Böhm en Timman reisde er nog iemand mee. Huib Knuvers. Standwerker, en eigenaar van de auto. Kijk, dat wist ik dan weer niet voordat ik dit boek las! Een hoofdstuk over de kennismaking met Knuvers, de avonturen die ze beleefden, het einde van de vriendschap en de wederopbouw van die vriendschap. Het hoofdstuk eindigt met de prangende vraag of Timman niet sneller naar de wereldtop zou zijn doorgestoten als hij deze schaakavonturen gemeden had en serieus aan het werk was gegaan.

Hierna stoot Timman door naar de top. Vanaf 1978 wordt langzaam duidelijk dat er een wereldtopper in Jan Timman schuilt. Zijn ster stijgt snel, net als zijn positie op de wereldranglijst. Begin jaren ’80 bereikt hij na Karpov de tweede plaats en tot 1994 behoort hij tot de absolute wereldtop. Nou ja, wel steeds achter Russen wier achternaam met een K begint natuurlijk…

Collega-schakers doen hun zegje over Timman. Veelal in positieve zin. Loek van Wely wat prikkelend en een anoniem gebleven IM heeft een heel bijzondere mening: “Een boek over Timman? Nee, daar werk ik niet aan mee. Ik zal u dit zeggen: Ik mocht hem helemaal niet (…) “ Een opmerkelijk citaat en je vraagt je gelijk af wie die IM dan wel is geweest. Hij wijst op een NK dat door Timman met 9 uit 11 is gewonnen. Ik kan het niet laten om dan even te gaan speuren. Volgens mij won Timman alleen in 1983 met 9 uit 11. Aan dat NK deden zes IM’s mee: Van der Sterren, Langeweg, van Wijgerden, Böhm, van Scheltinga en Ligterink. Van der Sterren valt af, want die is inmiddels GM geworden. Van Scheltinga valt af, want die is niet meer onder ons. Böhm en Ligterink vallen af, want die worden met naam en toenaam geïnterviewd. Dan blijven er twee over. Ik heb wel een vermoeden…

De periode na de grote successen, zeg maar na 1994, blijft wat onderbelicht. Kuipers erkent dat ook: “Een sportief leven voorbij het hoogtepunt is het lastigst te beschrijven deel van een carrière, het raakt het kwetsbaarste deel van de mens die schuilgaat achter de sporter”.  Dat zal zo zijn, de avonturen van Jan Timman bij de Wageningse schaakclub, waarvoor hij dit seizoen dus een fraaie 8,5 uit 9 scoorde aan het eerste bord, blijven onderbelicht. Maar heel erg is dat niet. Het boek biedt een fraai inkijkje in het leven van een verstrooide briljante geest, waaraan schakend Nederland decennia lang veel plezier beleefd heeft. Nou ja, op een enkele IM na dan…

Een aanrader, dit boek. En niet alleen omdat een biografie over Jan Timman niet mag ontbreken in de boekenkast van de ware liefhebber. Maar misschien moet u het, net als ik, twee keer lezen voor u het op de juiste waarde kunt schatten…

&&&

Jan Timman zelf is de laatste tijd ook erg actief met het schrijven van boeken. In een ervan etaleert hij zijn grote liefde voor eindspelstudies…

The Art of the Endgame

Het zijn er niet veel, wereldtoppers die zich naast het gewone schaak bezig houden met het componeren van eindspelstudies. In een ver verleden was er Reti, in een iets minder ver verleden Smyslov, en naar mijn bescheiden mening misstaat de naam Jan Timman niet in dat rijtje. Er is wel een verschil. Waar Reti en Smyslov streefden naar originaliteit lijkt Timman zich te specialiseren in het verbeteren, of misschien wel perfectioneren van bestaande ideeën. Ik zie hier een parallel met zijn schaakcarrière en dan vooral in de periode dat de computers nog niet zo sterk waren.  Niet zelden kwam het voor dat er een openingsvariant op het bord kwam, waarbij het gevoel goed was, maar het resultaat tegenviel. Timman moest en zou dan met diezelfde variant terugslaan. Snor in uw database bijvoorbeeld maar eens de partijen tussen Andrei Sokolov en Jan Timman (Belfort en Reykjavik, beide 1988) op.

Maar goed, we hebben het nu over eindspelstudies. Timman heeft de studies gerangschikt naar thema en in al die hoofdstukken vinden we studies die door hem gecomponeerd zijn, gebaseerd op een reeds bestaand idee. Een voorbeeld…

Een studie van de Letse componist Mattison.

Wit staat een stuk achter, maar gaat toch winnen: 1.h7 g6 2.hxg6 Pc7 3.Lf8 Pe6 4.g7 Pxg7 5.Lb4+ Kd1 6.Lc3!! Lxc3 7.Kd3 en wit wint omdat zwart nu geen paardschaak meer bij de hand heeft nadat wit is gepromoveerd.

Timman merkt echter terecht op dat wit meerdere manieren heeft om vanuit deze stelling te winnen. Ook 3.Lb4 of 3.Ke4 zijn voldoende voor de winst. Maar het idee achter deze studie was wel aardig, dus dat moet geperfectioneerd worden.

Het levert een studie op met een oplossing van 19 zetten lang!

1.h7 Lc3 1…Pxf5+ 2.Kf4 Lc3 3.Kxf5 leidt tot een voor wit gewonnen lopereindspel. 2.f6+ Lxf6 3.Lb2 Pf5+ 3…Lxb2 4.Kd2! Pf5 5.c3 en wint 4.Kd2 Pd4 5.Kd1 Kf7 6.e3 Kg7 7.Lxd4 Lxd4 8.exd4 d5 8…Kxh7 9.d5! met een gewonnen pionneneindspel.

En nu als toetje nog een pionnenrace om aan te tonen dat wit het allemaal niet voor niets heeft gedaan, maar dat het echt wint… 9.Kd2 Kxh7 10.b5 cxb5 11.Kc3 Kg6 12.Kb4 Kf5 13.Kxb5 Ke4 14.Kb6 Kf3 15.Kxb7 Kg2 16.a6 Kxh2 17.a7 Kg2 18.a8D h2 19.Dg8+ en Dxd5 volgt, waarna het allemaal wel duidelijk is…

Dit is een stukje uit het hoofdstuk “Various Promotion Combinations”. Een van de veertien thema’s waarin het boek is onderverdeeld. Een prachtig boek voor studieliefhebbers, vooral door het eigen werk dat Jan Timman erin verwerkt heeft. Het zoeken naar perfectie. Overigens zou ik Timman tekort doen als ik zou stellen dat hij alleen maar bestaande ideeën bewerkt.  In het fraaie artikel van Harold van der Heijden op schaaksite.nl is al te lezen hoe Timman de eerste is die de “dubbele Prokes” op het bord heeft weten te toveren. Of is dat toch weer een verbetering van de Prokes? Nee, dat vind ik niet. Zoals ik een dubbele salto ook niet een verbetering van een enkele salto vind, zo vind ik de dubbele Prokes geen verbetering van een enkele Prokes. Het is gewoon een totaal ander idee!

Heb ik dan niets op het boek aan te merken? Jazeker wel. Ik schrok eigenlijk wel een beetje toen ik het boek voor het eerst opende. Voorin het boek een los vel papier met daarop de vermelding van maar liefst elf errata. Dat is veel te veel natuurlijk. Zo’n vel raakt eens kwijt, dus dat wordt met potlood de diagrammen verbeteren. Dat is wel een beetje jammer.

&&&

Jan Timman produceerde onlangs nog een boek. Deze keer niet uitgegeven door New in Chess, maar door De Bezige Bij…

Schakers

Een boek waarin Jan Timman verhaalt over tien schakers, waarvan hij er negen persoonlijk gekend heeft. Die andere is Alexander Aljechin. Tijdens een reis door Portugal ontmoet hij mensen die het nodige van de laatste verblijfplaats van Aljechin weten. Een indrukwekkend verhaal volgt, met een bijrol voor een schaakspel met blauwe en oranje stukken.

Van de overige negen portretten zijn er vijf al eerder gepubliceerd in New in Chess of in Matten. De anderen zijn nieuw. De portretten zijn geschreven in een prettig leesbare stijl. Er glipt een enkele politiek getinte losse flodder tussendoor (“Argentinië, dat snobistische verlengstuk van Europa”) en soms kloppen de feiten niet helemaal (“Joeri Andropov was lange tijd hoofd van de KGB, totdat hij na Tsjernenko’s dood in 1984 president van de Sovjet-Unie werd”  Andropov zelf stierf in 1984 en hij werd door Tsjernenko opgevolgd) maar al met al zijn het verhalen die lekker weg lezen, zo ’s avonds onder de leeslamp met een glaasje whisky bij de hand.

Timman schrijft behalve over Aljechin over Botwinnik, Larsen, Tal, Spasski, Fischer, Andersson, Kasparov, Polgar en Carlsen. Totaal verschillende personen en de verhalen kennen dan ook allemaal verschillende invalshoeken. De ene was een grote inspiratiebron, de andere wordt bewonderd. Beschreven wordt de Spartaanse wijze waarop Botwinnik zich ontwikkelde als schaker, maar ook de frivole wijze waarop Tal in het leven stond. De samenwerking met Polgar en Andersson wordt beschreven. Enzovoorts.

Een hoofdstuk per dag, voor het slapen gaan. Zo zou ik het doen als ik u was. Timman schrijft namelijk nogal vaak over zijn dromen, dan bent u alvast in de stemming…

Nog vele jaren, Jan!

(Richard Vedder)

Te koop in de reguliere boekhandel of online bij:

De Beste Zet

New In Chess

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *